Paarden in het Landschap.
Kansrijke dragers
van het
landelijke gebied.


europa

Mogelijk gemaakt door:
“Europees Landbouwfonds
voor plattelandsontwikkeling:
Europa investeert in zijn platteland”



Landschappelijke(erf)beplantingen in Drenthe

Inlandse struiken en bomen die voorkomen in Drenthe werden door de bewoners benut. De erfbeplantingen waren daarmee functioneel en doelmatig. Een bekend voorbeeld is de meidoorn. De meidoorn werd als geschoren heg toegepast om perceeltjes te begrenzen. Door de dichtheid en stekels van de meidoornplanten was het niet eenvoudig voor kleinvee zoals schapen om er door heen te lopen.
De meidoorn is de voorloper van prikkeldraad. Ook werd de meidoorn vaak toegepast rondom moestuinen. De moestuin werd hiermee niet alleen begrenst maar ook beschermd.

Een van de klassiekers is de boomgaard. Vaak omzoomd door meidoornhagen en altijd in het zicht van de boerin. Hiermee was de boomgaard vrijwijl altijd voor de boerderij gesitueerd (visueel waarneembaar vanuit de woonkamer).
Zomereiken vormden “hout voor later” Veelal werden boerderijen omzoomd door eikenbomen. Op latere leeftijd konden de eiken gebruikt worden als bouwhout (gebinten), planken en palen.
In sommige dorpen werden eikenopstanden massaal verkocht aan bouwbedrijven in Amsterdam (hei en bouwhout). Ook is bekend dat zomereiken voorkwamen dat bliksem in de boerderij sloeg.
Veelvuldig zijn dan ook zomereiken te zien die beschadigd zijn door een blikseminslag.


naar bovenzijde pagina


Een ander voorbeeld is de Hollandse zomerlinde. Deze boom werd toegepast als zonnescherm voor de boerderij. Altijd geplant voor de woonkamer op het zuiden. De linde gaf niet alleen schaduw maar gaf ook verkoeling aan bijvoorbeeld kelders. De bomen werden vlak voor de gevel geplant. Tegen de tijd dat de takken van de boom het dak raakte werd de boom ontdaan van zijn takken. Hiermee ontstond de typische Drentse knotlinde. Leilinden komen cultuurhistorisch niet voor in Drenthe.

De walnoot werd vooral toegepast om vliegen te verjagen. Daarom werd de walnoot geplant bij de stal of keuken. De vlier was een graag geziene gast op het erf. Het bijgeloof van vroeger vertelde dat de vlier de duivel deed verjagen. Daarnaast gaf de vlier ook bessen die voor medicinale doeleinden werd gebruikt.

Het karakteristieke van het Drentse erf is dat de bewoners struiken en bomen uit de naaste omgeving haalden. Zo harmonieerde het erf niet alleen met het omringde landschap maar had het ook een bijzondere ecologische waarde. De meidoornhaag bood bescherming aan kleinere vogels. De boomgaard trok zoogdieren aan die op hun beurt een belangrijke schakel vormen in de voedselketen van de steenuil.
Bij de inpassing van schuren, gebouwen, stallen en paardenbakken is het dus van belang om niet (alleen) inlandse soorten toe te passen maar streekeigen soorten. Zit men op het zand, in de overgang van zand naar beekdal of op het veen. Is het droog, nat of vochtig. Schrale grond of juist rijke grond. Als deze omstandigheden bepalen de juiste keuze van beplantingen.


naar bovenzijde pagina






ontwerp en hosting